Sla kan je buiten planten van maart tot eind augustus. In principe is sla vorstgevoelig, maar ze kan wel wat koude verdragen. In februari en september is het aan te raden in kas te planten. Begin maart kan je planten in open lucht met een vliesdoek. Het vliesdoek is tevens een extra bescherming tegen bladluizen. In april kan je telen zonder afdekking.
Sla gedijt in allerhande grondsoorten bij een normale bemesting en vochtigheid. Plant sla niet te diep, anders gaan de onderste bladeren makkelijker rotten! De persblok mag je half boven de grond plaatsen.
Het liefst geef je sla ook ’s ochtends water, zodat de bladeren kunnen opdrogen. Wanneer ze te lang nat blijven, dan gaan ze ook makkelijker rotten.
Een mogelijk probleem is dat sla gaat doorschieten. Om dat te vermijden is het belangrijk de kroppen tijdig te oogsten. Als de bladeren een bruine rand vertonen, dan noemt men dat droogrand. Als de buitenste bladeren hiervan last hebben, dan is de grond te droog in combinatie met een lage luchtvochtigheid. Is echter het binnenste van de krop aangetast, dan is de zoutconcentratie van de bodem te hoog. Daarom is het belangrijk de bodem regelmatig goed te spoelen. Ideaal hiervoor is een sneeuwlaag tijdens de winter die langzaam in de grond trekt.
Ook slakken lusten graag sla. Hiertegen bestaan vele remedies, zoals slakkenkorrelsen allerhande natuurlijke huismiddeltjes.
Oogsten doen we door de krop net boven de grond af te snijden met een mes. Romeinse sla is, gewikkeld in wat krantenpapier, enkele dagen houdbaar in de koelkast.